“Dat is de elfendertigste vertelling van een dorpsmeisje dat naar de stad trekt,' zucht Aglaia. “Niet alle meisjes in de stad worstelen met een scheeftrekking als dat,' weerlegt de muze. “Daaren-boven beschouwt Nina de hare als een onherroepelijke fout, het gevolg van een verkeerde keuze op het moment dat alles nog open lag.” “Wil je misschien dat we op zoek gaan naar de zeven verschillen met andere meisjes in de stad?” Aglaia klinkt bits. De muze heeft haar uit haar middagslaap gewekt. “Het proces zou wel eens hooguit interessant kunnen zijn.” “Het is zo voorspelbaar als de som van een plus een.” “Die som is niet voorspelbaar zoals jij ook wel weet.” “Wij geloven niet in onherroepelijke fouten,' valt Eufrosien haar zuster bij. “Of liever, wij weigeren te aanvaarden dat onherroepelijke fouten onherroepelijk en fout blijven.” Lieflijk legt ze haar hand op de arm van Aglaia. “Wij zijn de mening toegedaan dat in elke fout een potentiële uitvinding schuilt, een nieuwe visie, een origineel resultaat. Elke fout kan volgens eigen toedoen evolueren, waardoor ze na verloop van tijd geen fout meer kan worden genoemd, maar een zegen, een geluk bij een ongeluk, of zelfs een gelukkige omweg. Nina“s loop ís voorspelbaar. Ze nam een snelle beslissing omdat ze niet aan de druk van de omgeving kon weerstaan en koos voor de eerst mogelijke uitweg die zich aandiende, alleen maar om weg te kunnen gaan. Ze zal uitpluizen wat haar zo ongelukkig maakt, ze zal dit moment en misschien nog andere herkennen en ze zal haar leven omgooien. Die gaat strips maken, al moet ze daar zesenzestig jaar voor worden.” “Dat is toch niet helemaal zo, sis,' repliceert Aglaia terwijl ze een lok van Eufrosien om haar wijsvinger krult. “Wij geloven toch niet dat het ooit nog goed komt. Nina zal pogingen ondernemen, bewust of onbewust, terecht of ten onrechte, maar haar lot is beslecht. Je zal zien, wat ze ook probeert, telkens zal ze terug in dezelfde veroordeelde baan worden geworpen. Het is de tragiek van het mensenleven, onveranderlijk, onomwendbaar, onontkoombaar. Wat zal veranderen, is dat zij vrede zal leren nemen met haar situatie.” “Lieve zusters,' antwoord ik als derde, “niets kunnen wij nog met zekerheid zeggen. Sinds onze ambt met uitsterven is bedreigd, iets wat niemand ooit had durven geloven, leven wij noodgedwongen met de marge van de twijfel. Toch? Indien wij een uitspraak willen doen, moeten we Nina nu volgen op de voet, haar op zijn minst een tijdje van op aarde observeren en de ingrediënten noteren die leiden tot deze, gene of nog een andere constatering.” Mijn twee zusters knikken enthousiast, niet omdat ze het eens zijn, wel omdat ik het voorstel lanceer om naar de aarde af te dalen. Nina biedt zich aan als een kans om te ontsnappen aan de zieke sfeer waarin wij leven. Eeuwenlang hebben wij gedrie andere goden gediend, als godinnen weliswaar, maar toch in dienst. U, mensenkinderen, kent ons als de Drie Chariten of de Drie Gratiën. Aanvankelijk waren we niet meer dan stenen, een drietal, per toeval in de Melkweg op de aarde gebotst, maar al snel werden we geportretteerd als bevallige vrouwen, nu eens rond, dan weer slank, in kostbare gewaden, maar sinds de Grieken veelal naakt. Talloze beelden zijn van ons gemaakt, tot aan het einde van de negentiende eeuw. Sindsdien leven wij enkel nog in vergetelheid. Niet dat het iets uitmaakt. Ons leven speelt zich elders af: in de lieflijke valleien van de Olympusberg. Nooit hebben we een eigen bestaan geleid, we hebben alleen maar begeleid, Afrodite en Apollo in het bijzonder. Op elk vrolijk moment, banket en huwelijk waren wij present. De eerste dronk was op ons, als een waarborg, garantie, verzekering op gratie, tijdloosheid en vreugde. Eeuwenlang hebben wij gewerkt, met als enige zorg onze vader, Zeus, Jupiter zo u wil. En wat hij zoal van ons dacht, dat was onze allergrootste bekommernis. Want hij is de almachtige, de oppergod, de enige heerser. Zijn bestaan, zijn ego, en zijn geloof zijn afhankelijk van u, het aantal aardlingen dat hem aanbidt. U kan zich dus voorstellen hoe het nu met hem is gesteld. Al jarenlang houdt hij bed. Hij is depressief en weigert elke therapie. Zorgen hoeft u zich niet over hem te maken, hij is onsterfelijk. Voor ons wil dat zeggen dat we een eeuw lang geen grootse banketten meer hebben geleid, alleen nog wat ad hoc party“s onder een handvol goden – clandestien zijn ze en zonder protocol. Ze maken onze hoofdtaak overbodig. De Olympus mag zich storten in de kloof van de crisis, mij en mijn zusters treft een eerder vreugdevolle wending. Eindelijk hebben wij tijd voor het woord goesting, voor de vrijheid van zijn vorm en voor alle vragen die het in zich draagt. Vrijheid. Zelfbeschikkingsrecht. Verveling. Oh ja. Moeilijk is het over alle tijd te beschikken als je dat nooit eerder hebt gedaan. Beangstigend, verlammend, en ook zo schoon. Maar genoeg, dit verhaal gaat niet over ons, maar over iets veel interessanters, een mensenkind als u, heerlijk complex en grilliger dan Eros. Vandaar. Anders dan de meeste schrijfstukken die u kent, is dit relaas niet geschreven volgens een vooraf bepaald grondschema. Het ontwikkelde zich op basis van onze intuïtie. We namen het risico, kozen voor het avontuur, en beslisten om Nina op aarde te volgen. Op dit punt in het verhaal kenden wij, net zo min als u, het resultaat. Als u verderleest, neemt u het risico dat wij namen, en alleen al daarom verklaren wij u tot uitverkoren lezer.