Vijftien mensen zitten rond de tafel, John incluis, een tikkeltje magerder maar op vrije voeten en gelukkig. Nina“s briefschrijfactie heeft dertig verhalen opgeleverd. En zij die geloofde dat het collectief op een dag alle bewoners zou omhelzen. Gaston is het onderwerp van de dag. Hij is gezien met een aktentas en iets dat leek op opgevouwen plannen. Stemmen gaan op dat hij een spion zou zijn, die hun acties doorspeelt aan de zakenmannen, maar de doorwinterde tooghangers, de kale goedzak en de vrijwilliger van de Poudrière, lachen die geruchten weg. Een mooie Nigeriaanse met een diepgele sjaal om haar hoofd neemt daarop het woord. Er is ruzie in de familie. Haar neef wil verkopen en zij niet. En nu wordt zij als verrader aanzien. Niet hier. Thuis in haar woonkamer. Er moet iets gebeuren, zegt ze, want straks wordt ze hier weggehaald. En zij wil niet weg. Nina volgt haar stem. Haar handen bewegen op de tonen van haar woorden, fel en zwierig. Ze tekent haar glimmende wangen waarachter korte zwarte haartjes in het begin van een baard groeien. Een hand met een gouden ring krabt aan de kin. Nina verliest de draad van het betoog. Een volstrekte vreemdheid valt weer over haar. Ze zoekt John, met wie ze koffie heeft gedronken. Hij zit aan het hoofd van de tafel, zijn schouders hangen op twintig na zeven, in zijn witte shirt steekt zijn borst fel uit. Op zijn lippen ligt de eeuwige glimlach. Zachtjes knikkend luistert hij. Als ze boeddhist was, zou ze geloven dat hij een incarnatie was van de Boeddha zelf. De grote versmelting zal nooit meer plaats vinden. John heeft iemand ontmoet, in de gevangenis, het was meteen raak. Iemand zoals hij, zei hij kort, iemand die van elders komt en gaat naar nergens, iemand die alleen maar een voorbijganger is die het niet kan verkroppen dat de wereld naar de bliksem gaat. Misschien komt ze vandaag ook wel. Ze had een pijnlijke steek gevoeld, jaloezie van de hoogste graad. Terwijl John alweer hartelijk werd begroet door een van de bewoners, had ze diep adem gehaald. Ooit zou dit moment er een van opluchting worden, want het was de gemakkelijkste weg. De beschrijving die hij gaf, kon ze aan zichzelf niet geven. Als goeie vriendin kon ze wel de stoel van de eerlijke vrijheid bekleden. Ze had hem een lieve zoen op zijn wang gegeven en ze waren als eerste naar de kamer boven gegaan. Van zijn arrestatie zou hij maar één ding onthouden, vertelde hij, het concerto van snurkende mannen, versterkt door de kale celmuren. Hij bekeek haar schetsen terwijl ze die op de website plaatste, en ook op Flickr, met een link op Facebook en op Twitter. Beelden zeggen duizend keer meer dan woorden, zei John en hij stuurde meteen een mailing met de links naar iedereen die van heinde of van verre iets met het project te maken had. De zon viel in een lange straal tot diep in de kamer. Stofjes dansten in het licht. Nina had het gevoel dat het een spektakel was voor John en haar, een heel speciale act, op de tonen van de toetsen van hun klavier, in hun eigen kleine theater. “De groep van aanwezigen heeft één persoon van het Comi T uitgekozen als voorzitter. Meryem aanvaardt de taak. De groep legt het vertrouwen in haar handen en kan haar ook op het matje roepen voor het niet-opnemen van haar verantwoordelijkheid, het verkeerdelijk uitvoeren van taken, machtsmisbruik of gesjoemel allerhande.” De vrolijke rode paardenstraat, programmeuse voor zichzelf, tikt plechtig met haar koffielepel tegen het glaasje en schuift beide voorwerpen door naar Meryem. “Goed, dan kunnen we nu overgaan tot de orde van de dag,' zegt Meryem. “Eerst applaus voor de vrijlating van John!” roept Alejandro. Enthousiast handengeklap, gevolgd door een wirwar van bier-, thee- en koffieglaasjes die in de lucht worden gehouden. “Met dank aan Advocaten Zonder Grenzen, zonder hen ik zat nog opgesloten in mijn privé-kantoor met bed en computer.” Een tweede applaus weerklinkt. “Ik zou ook van de gelegenheid willen gebruik maken om John te feliciteren voor zijn status van held op het web.” John lacht de opmerking van Alejandro weg. “Er zijn zelfs t-shirts te koop met zijn naam op, John Fitzroy, one man, one code, one quote.” “Het circuleert in beperkte kring,' voegt John toe. “André en Jean uit Parijs die waren ook hier vorige zomer, verveelden zich, hadden zin in iets grappig.” “Ja, maar het groeit! Gestaag maar zeker! Ik geef het nog een paar dagen en je hebt een eigen fansite.” “Ok, goed, dankjewel John, merci Alejandro, chokran allemaal,' verklaart Meryem met de hand op haar hart. “En nu? Het woord is aan Nina? Ja, laten we bij jou beginnen.” Nina klikt de projector in haar computer. Haar handen trillen. Haar hoofd is een mistige vlakte waarin ze onzichtbaar hoopt te blijven voor elke aanval. “Euh, ik heb een aantal schetsen gemaakt,' zegt ze zacht en start de slideshow op. “Ze gaan over Jeanne, de eigenares van mijn flat hier op het plein. Ze heeft ze gezien en is akkoord dat we ze voor de acties gebruiken. Dit zou bijvoorbeeld een affichebeeld kunnen zijn.” Boven de hoofden van de voorzitters bungelen Jeannes benen uit een sofa, gedragen door twee struise werkmannen met gele helm. Achter hen staat haar huis, heel alleen als de totem van de werf. Een sloophamer slingert in de richting van het dak. Ze toont ook de twee andere prenten waarop Jeanne in haar sofa gradueel transformeert in een duif die, voor het huis helemaal is gesloopt, met krachtige slag de lucht invliegt. “Ik neem aan dat we hierover moeten stemmen,' besluit Nina. Tersluiks kijkt ze naar John. Hij glundert. “Schitterend!” roept Meryem, “ik denk dat het eerste beeld uitstekend werken kan voor de barbecue.” “Als het ooit zover komt, dan kruip ik onder de grond,' zegt de rasta, programmeur voor zichzelf. De kale goedzak stoot Nina aan. “Ik ben ook wel geïnteresseerd in die schoon beeldjes van u,' zegt hij voorzichtig, “en ik kan u ook van alles vertellen. Jaren heb ik de markt gedaan en ik heb een collectie prentjes van vrouwen die per stijl zijn geklasseerd. Ik heb ze niet zomaar uit de boekjes zoals sommigen durven doen, ik heb ze allemaal persoonlijk gekend. Het heeft misschien niet direct iets met die actie van doen, maar enfin, ik woon hier toch ook. Denkt ge niet dat ge daar iets mee kunt?” Triomfantelijk steekt de Nimf op Nina“s voorarm haar duimpje op. “Ik zal dan bij jou eens op de koffie moeten komen,' zegt Nina, gecharmeerd als zij is door de aarzeling in de stem van de man. “Met genoegen,' zegt de man, “voor u zet ik mijn pintjes koud.” “En als je eens een bakkerij van binnenuit wil meemaken, dan geloof ik dat mijn dochtertje Loubna zichzelf ook wel graag als stripfiguur ziet.” Dounia, de hoofddoek van middelbare leeftijd hangt voorover op de tafel, haar arm reikt tot Nina“s computer. “Ons Loubna is gek van strips.” “Ok, goed,' roept Meryem tot de orde, “ik stel voor dat jullie na de vergadering verder spreken, en dat we nu overgaan naar punt twee.” Het tikkende geluid van hakjes op de houten vloer leidt haar aandacht af. In de deuropening staat een nieuwelinge, métisse, in een korte zwarte nauwe jurk. Wanneer hij haar ziet, veert John meteen op. “Ah! Caroline, wat goed dat je bent hier!” en hij omhelst haar zoals hij Nina ook ooit omhelsde. Hun lichamen virbreren in dezelfde toonaard, dat zie je zo. “Beste mensen, dit is Caroline B, the advocate zonder grenzen die ervoor zorgde dat ik bij jullie weer aan tafel kan zitten op die korte tijd.” Hij straalt. Nina staart hen aan. Even vrees ik dat haar ogen zullen vallen uit haar gezicht. Even. Dan opent ze haar schetsboek en trekt een lijntje. Het lijntje wordt een vraagteken, vervolgens een lamp. Ze tekent een tweede lamp, een olielamp, en laat er een djinn uit ontsnappen. In de rookpluimen verschijnen drie letters. W. I. D. De lamp deint op een zee, een zee van water, een verzameling tranen. Nina kijkt naar John. Zijn blik kruist de hare. Zij knikt. Onhandig haalt hij zijn schouders op. “Bon, punt twee dan maar?” gaat Meryem verder, “Claudio Galleguillos Clamton, Chileen en professor urbanisme aan de ULB stelt voor om een fonds aan te leggen, alle huizen van mensen die willen verkopen op te kopen en een plan te ontwikkelen voor kangeroewoningen. De beide gemeenschappen zouden dit soort initiatieven ondersteunen, wat betekent dat we geld kunnen vragen en volgens Claudio zelfs jobs kunnen genereren.” “Helemaal voor!” roept John. “En waarschijnlijk ook geïnteresseerd in de baan?” zegt Meryem met een grijns, “het zal niet eenvoudig worden.” John is zijn job bij de EU kwijt, maar het deert hem niet. Spijt behoort niet tot zijn woordenschat. Hij zet zijn bril af en poetst die met een zakdoek, alsof hij lijkt te zeggen, het zou een mogelijkheid kunnen zijn. Stemmen gaan op, andere stemmen vallen in de rede. Nina luistert aandachtig en haar potlood volgt. Ze laat zich voeren op een stem en tekent de drager ervan met haar kleinste details eerst, een oorring, een loszittende knoop, een rechthoekige bril, een hand die aan een baard plukt, een andere hand die een choreografie maakt bij de woorden. De stemmen doorkruisen haar hoofd en maken andere stemmen los, oude verroeste en vergeten stemmen van mensen wiens naam ze zich niet meer herinnert, en andere van wezens die nog geboren moeten worden. Ze laat zich door hen leiden, en telkens keert ze terug naar de kamer en naar de mensen die haar wereld maken, hier en nu.