Een inspirerende samenspraak

In wat volgt zijn ideeën bijeengebracht op basis van drie bijeenkomsten van de ‘bessst-stuurgroep’ – [Anderlecht, 5 oktober ‘11; Brussel, 22 november ‘11; Brussel, 16 januari ‘12] – en van individuele gesprekken met de meeste leden ervan en som­mige externe experts [Brussel, januari/februari ‘12]. Wat zo dadelijk volgt, is bedoeld als ver­kenning en wil vooral inspire­rend werken.

[elke overeenkomst met bestaande situaties en uitspra­ken van bestaande personen is niet toevallig – met dank aan de leden van de bessst-stuurgroep en externe contactpersonen]

Je kunt je laten meedrijven, maar je kunt er ook voor kiezen om dwars te liggen en je eigen intuïtie te vol­gen. Dan word je je plots bewust van je aanwezigheid in de stad. Je leest ’s ochtends de krant bij een koffie in de Mo­kafé in de Sint-Hu­bertusga­lerij. Even later ga je op de trappen van de Oude Beurs zitten om het verkeer te aan­schouwen en loop je eens langs bij Passa Porta in de Dansaertstraat. En ’s middags eet je in de Mort Subite een omelet-natuur met enkele sneetjes brood en een geuze…

Je geniet. Wat je voelt, denkt en doet zijn in harmonie. Vanuit die positie komen de din­gen en je leven bij el­kaar. Zo’n ervaringen bieden kansen om even na te gaan waar je staat en waar je zoal mee bezig bent. Als je even ‘dwars kijkt’ en durft in te gaan op dit soort ervaringen, zie je jezelf en je omgeving in een ander perspectief. Je ont­dekt het terrasje of de zitbank op het plein, de trap die je uitnodigt om tot rust te komen en je laat kijken over het straatgewoel, de lange gang haaks op de boulevard…

Wat gebeurt, moet niet, het mag. Vergelijk het met het verschil tussen een grootouder en een ouder in de omgang met kinderen. Als vader of moeder moét je en heb je geen keuze, als grootouder kies je om tijd te maken voor je kleinkind, omdat het mag.

Opmerkelijk is nog altijd de bijzondere relatie tussen het openbare en het private, het formele en het informele. Dat betekent bijvoorbeeld dat de relatie tussen de straat en het wonen soms verrassend contrastrijk is. Brussel heeft heel wat ‘achterafplekjes’, die – als ze eenmaal naar waarde worden geschat en ge(her)waardeerd – bijzondere, onverwachte ervaringen mogelijk maken. Denk bijvoorbeeld maar aan ‘De Markten’ of de lange gang van Passa Porta aan de Dansaertstraat. Als je deze ‘sluizen’ kent, kun je je van het ene moment in het andere laten on­der­dompelen in een bad van stilte en rust.

Zulke plaatsen bieden soms ‘tussenruimte’. Het zijn niet alleen ruimtelijk, maar ook symbolisch en emo­tioneel – in de beleving ervan – een soort van ‘vrijplaatsen’. Ze kunnen ook inspirerend werken voor kunste­naars en creatief talent. Die kunnen zo’n plekken ‘verdichten’, zodat ze weer – zonder voorbedachtheid – aantrekkelijk zijn en tot spreken komen. Stilte die spreekt.

In zekere zin moet iedereen de plek waar hij of zij – al jaren of als nieuwkomer – woont of werkt, ontdekken en leren kennen. Ook voor bezoekers en toeristen is een rond­leiding is vooral een beleving. Je ondergaat iets. Het is een subjectieve ervaring. Voor velen zijn archi­tectuur en steden­bouw moeilijk toegankelijk. Huizen, straten, de gebouwde stad… ze zijn er ge­woon. Zoals het landschap. Maar als je mensen in de Flagey-studio’s rondleidt, kun je hen bijvoorbeeld laten horen dat akoestische stilte niet bestaat. Je hoort altijd nog je eigen hartslag, de bloed­stroom door je aders. Dat is een onvergetelijke ervaring.

Neem nu bijvoorbeeld het station van Kapellekerk, met Recyclart, de Brigittinen, de skatebaan… Enerzijds is dit een transitzone, een beweeglijke plek, anderzijds komen er heel wat krachten samen en dient het – zelfs letter­lijk – als oriën­tatie- en overzichtspunt.

Hoeveel ‘zevensprongen’ zijn er (nog) in Brussel?

Enkele jaren terug werd door de afdeling ‘stedenbouw’ van Ter Kameren/La Cambre een project opgezet ‘La limite comme chemin’. Daarbij liepen enkele studenten te voet de grens van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest af en legden hun verslag tekstueel en fotografisch neer in een kleine publicatie. Het resultaat was ver­ras­send. Allerlei sferen en leefwerelden passeerden de revue: bos, rustige plekjes, open weiland met grazende koeien, groene parken maar ook autostrades, winkelcentra, woonblokken en geasfalteerde parkings…

Er is nog een bijkomend voordeel van trage wegen in de stad. Het zijn vaak ‘olifantenpaden’, de kortste wegen tussen twee locaties…

In zekere zin nodigen stilte en rust uit tot ‘Slow Time’. Daar is ruimte voor zingeving, participatie en gemeen­schapsvormende waarden.

Als overheid kun je stilte- en rustbeleving trachten bereikbaar te maken en beschikbaar te stellen aan een zo breed mogelijk publiek. Als mogelijkheid, niet als verplichting. Terwijl niemand ontkomt aan lawaai, consumptie en versnelling, zijn kansen tot beleving van stilte en rust uiterst broos en altijd afhankelijk van persoonlijke waardering en engagement.

Als de dialoog met de omgeving onmogelijk blijkt, is het zaak z’n stem te verheffen. Of oorverdovend te zwij­gen en te luisteren. Laten we daarom aandacht hebben voor het geluid van het alledaagse stadsleven. Stad en stedelijk­heid zijn als een levend wezen. Bestaat er zoiets als de ‘natuurlijke geluiden’ van de stad?

Maar dat kan evengoed met een camionette die met een vijftigtal bontgekleurde, zeer herkenbare strand­stoelen rondrijdt in Brussel. Op vraag van bewoners wor­den op regel­ma­tige tijdstippen – bijvoorbeeld elke dinsdag- en don­derdagavond, vanaf 18 uur – (openbare) plekken in de stad tij­delijk ‘bezet’. Dit problematiseert bepaalde om­gangsvormen of de kwaliteit van de inrichting van de plek, benadrukt de mogelijkheden van stilte- en rustbeleving (of het gebrek eraan), geeft aan welke behoeften in de wijk of buurt leven. Bovendien bevordert dit soort initiatieven het cotact tussen de bewoners en de gebruikers van de ste­delijke ruimte.

Tekst tekst tekst tekst